Woensdag 2 juni presenteerde de Sociaal-Economische Raad (SER) zijn ontwerpadvies Zekerheid voor mensen, een wendbare economie en herstel van de samenleving. Met dit ontwerpadvies komt de SER voor de komende kabinetsperiode met een breed pakket voorstellen dat tot brede welvaart voor alle Nederlanders moet leiden. Vakbonden, werkgeversorganisaties en kroonleden adviseren een nieuw kabinet fors te investeren in brede welvaart: in zekerheid van werk en inkomen, in toekomstig verdienvermogen, in sterke publieke dienstverlening en een duurzaam leefklimaat.
Het advies is een impuls voor een goedwerkende arbeidsmarkt. Werkgevers blijven verantwoordelijk voor twee jaar loondoorbetaling bij ziekte en voor het verloop van het re-integratieproces. De infrastructuur voor begeleiding Van Werk Naar Werk (VWNW) en Leven Lang Ontwikkelen (LLO) wordt verder opgebouwd. Enkele interessante passages uit het ontwerpadvies:
Grote transities
Door de grote transities, de energietransitie, de overgang naar een circulaire economie, de digitale transitie, zal nog meer worden gevraagd van ons aanpassingsvermogen. Zulke grote transities, zoals ook globalisering, vergrijzing en verstedelijking, brengen grote verschuivingen in werkgelegenheid tussen sectoren en veranderingen in de aard en inhoud van het werk met zich mee. Met name de digitale transitie leidt tot vragen en afhankelijkheden die tot nu toe weinig aandacht krijgen. Om deze transities als samenleving goed te begeleiden is een ambitieus programma nodig om de wendbaarheid en veerkracht van onze economie te versterken en mensen meer zekerheid te bieden.
De kansenongelijkheid in het onderwijs en op de arbeidsmarkt moet krachtig worden bestreden. Nieuwe kansen die de transities bieden, voor bedrijven, banen en brede welvaart, moeten worden benut. Ons land en onze ondernemingen moeten concurrerend zijn, maar concurrentie op arbeidsvoorwaarden is schadelijk voor mens en samenleving en dit moet worden tegengegaan. De SER adviseert nu te investeren in noodzakelijke aanpassingen in het kader van deze grote transities: in scholing en (een leven lange) ontwikkeling, in de organisatie en de infrastructuur om mensen de mogelijkheden te bieden inzetbaar te blijven in de huidige baan of te begeleiden naar nieuwe banen die een eerlijke beloning, zekerheid en zeggenschap bieden, en in verbeterde sociale zekerheid waar dat nodig is.
Ziekte en re-integratie
Bij ziekte is de inzet primair gericht op herstel en terugkeer van de werknemer. Werkgevers blijven verantwoordelijk voor twee jaar loondoorbetaling bij ziekte en voor het verloop van het re-integratieproces. Middels een verzekering kunnen werkgevers deze verantwoordelijkheid en bijbehorende verplichtingen overdragen. De werknemer blijft in dienst bij de werkgever, maar de verzekeringsmaatschappij neemt de verantwoordelijkheid voor de loondoorbetaling en de werkgeversverantwoordelijkheid voor de re-integratie over.
De re-integratie richt zich in het eerste ziektejaar op het eerste spoor (terugkeer bij de huidige werkgever), tenzij in overleg met arbo-arts en werknemer wordt bepaald dat re-integratie bij een andere werkgever kansrijker is (tweede spoor). In het tweede jaar richt de re-integratie zich in principe altijd op het tweede spoor, tenzij de werkgever na overleg met arbo-arts en werknemer besluit om het eerste spoor te blijven volgen. De loondoorbetaling bij ziekte of verzekering loopt in het tweede ziektejaar onveranderd door. De arbeidsovereenkomst eindigt na twee jaar ziekte, of eerder indien de werknemer duurzaam via het tweede spoor bij een andere werkgever een baan heeft gevonden. Een vroege keuze voor een van de sporen stelt werknemers en werkgevers in staat eerder, zo mogelijk met het intensiveren van de begeleiding, de re-integratie in gang te zetten, zodat de kans op blijvende arbeidsongeschiktheid wordt verminderd.
Arbeidsmarktpositie arbeidsongeschikten
Tegelijkertijd stelt de SER voor om de arbeidsmarkt- en inkomenspositie van arbeidsongeschikten te verbeteren. Hiertoe moeten de aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid van juli 2020 nu op korte termijn worden uitgevoerd. Op twee punten geven sociale partners in dit MLT-advies een nadere meer concrete invulling van de WIA-aanbevelingen, te weten de WIA-drempelverlaging en de wijze van vaststelling van arbeidsongeschiktheid.
Er zijn arbeidsongeschikte werknemers die én geen werk én geen arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben omdat zij minder dan 35 procent inkomen verliezen. Ook de ILO heeft in 2011 al geoordeeld dat de ondergrens van 35 procent op gespannen voet staat met het ILO-verdrag 121, omdat die ondergrens te hoog was. Om de positie van deze 35-minners te verbeteren wordt daarom een drempelverlaging doorgevoerd van 35 naar 15 procent, zijnde het niveau onder de ‘oude’ WAO. Financiering van de WGA via de werkgeverspremie (Werkhervattingskas) wordt verkort van 10 naar 5 jaar.
De Raad vindt het wenselijk dat het arbeidsongeschiktheidspercentage wordt vastgesteld op basis van een realistische toets: er wordt reëel gekeken naar functies die voor de werkende uitvoerbaar zijn in plaats van naar theoretische mogelijkheden die in de praktijk niet blijken te bestaan.
Een proactieve arbeidsmarktinfrastructuur
Tegelijkertijd met het aanpakken van de acute problemen op de arbeidsmarkt wil de SER bouwen aan een nieuwe infrastructuur voor ‘Van Werk Naar Werk’ (VWNW)' en Leven Lang Ontwikkelen (LLO). Het doel is om mensen meer zekerheid te bieden op een duurzame arbeidsloopbaan en daarmee ook meer inkomenszekerheid te bieden. Daarvoor is een arbeidsmarktinfrastructuur nodig die zorgt voor het voorkomen van werkloosheid.. In Nederland ontbreekt zo’n infrastructuur. Dit gemis werd duidelijk tijdens de coronacrisis. Er is grote urgentie, mede gezien de vergrijzing en de digitale- en groene transities, om vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar af te stemmen. Het opbouwen van deze infrastructuur moet daarom zo snel mogelijk starten.
Het volledige ontwerpadvies lees je hier.
Comments