Onderzoek onder ruim 100 organisaties uit de private en publieke sector in Nederland laat zien dat bedrijven zich in hun diversiteitsbeleid voornamelijk richten op het vergroten van de instroom van personeel uit ondervertegenwoordigde groepen en weinig aandacht hebben voor de door- en uitstroom van deze medewerkers. Diversiteitsbeleid, dat juist baat heeft bij aandacht voor in-, door- én uitstroom van medewerkers, is hierdoor op termijn minder effectief en kan leiden tot een draaideureffect.
Dat is een van de conclusies uit een vergelijkende analyse van diversiteitsbeleid van bedrijven in het onderzoek ‘Het moet wel werken. Inclusiviteit op de arbeidsmarkt door synergie tussen wetenschap en praktijk’, van de Universiteit Utrecht, SER Diversiteit in Bedrijf en de Nederlandse Inclusiviteitsmonitor. Dit onderzoek is mogelijk gemaakt door de Goldschmeding Foundation.
Voorkom draaideureffect
Het blijkt dat organisaties zich vooral richten op de instroom van ondervertegenwoordigde groepen, zoals personen met een migratieachtergrond. Als zij er niet voor zorgen dat deze medewerkers, die soms met veel moeite zijn binnengehaald, goed landen en kunnen doorgroeien binnen de organisatie, dan vertrekken zij snel of blijven op lagere functieniveaus steken. Door zich te richten op behoud van werk en doorstroommogelijkheden van deze medewerkers, bijvoorbeeld naar vaste contracten, hogere functies, hogere salarisschalen en managementposities, kunnen zij een draaideureffect voorkomen. Ook blijkt dat de minste aandacht gericht is op het formuleren van doelstellingen om onevenredige uitstroom van deze ondervertegenwoordigde groepen te verminderen. Over de juiste afstemming van maatregelen zegt Naomi Ellemers, hoogleraar aan de Universiteit Utrecht:
“Organisaties kunnen profiteren van wetenschappelijke inzichten, die duidelijk maken hoe je verschillende maatregelen beter op elkaar kunt afstemmen. Die systematische aanpak vergroot het effect en de duurzaamheid van het diversiteitsbeleid.”
Inclusie moeilijk hard te maken
Een meerderheid van de organisaties geeft aan te werken aan inclusie, echter is het opvallend dat men dan vooral focust op het organiseren van allerlei activiteiten. Structurele doelen en effecten komen onvoldoende concreet in beeld. Het blijkt dat organisaties het lastig vinden concrete inclusiedoelstellingen te formuleren en te evalueren. Daarom hebben de Universiteit Utrecht, SER Diversiteit in Bedrijf en de Nederlandse Inclusiviteitsmonitor aanvullend de handreiking SMART-doelstellingen uitgebracht, die de vertaalslag maakt tussen beleidsdoelen en praktische toepassing, en zo de link tussen wetenschap en praktijk vormgeeft.
Het vervolgonderzoek (van juli 2021 tot juni 2022) focust op het realiseren van draagvlak en borging voor diversiteit en inclusie op alle niveaus binnen private en (semi)publieke organisaties.
Het moet wel werken
Hoe divers en inclusief zijn Nederlandse werkgevers en arbeidsorganisaties? En hoe kunnen zij hun beleid op diversiteit en inclusie verder ontwikkelen? Die vragen staan centraal in het project ‘Het moet wel werken‘, een samenwerking tussen Universiteit Utrecht, Stichting Nederlandse InclusiviteitsMonitor (NIM) en SER Diversiteit in Bedrijf (SER DiB).
Bron en meer informatie: Goldschmeding Foundation
Opmerkingen